Ontdek meer over de bijbelse cultuur, natuur en symboliek

Schrijf je in voor de gratis digitale nieuwsbrief

Meld je aan

Waarom schaamt Paulus zich niet?

Door Ruben Hadders · 26 November 2017

Paulus schaamt zich het Evangelie niet

■ bijbelstudie / taal

Je schamen voor het Evangelie, we kunnen ons er allemaal wel wat bij voorstellen. Zeker als het gaat om de dialoog met Joodse mensen. Want wie zijn wij, christenen, om hen te wijzen op Christus? Hebben wij niet eeuwenlang het Joodse volk vervolgd ‘in Jezus naam’?

Ja, die geschiedenis is zeker iets om je voor te schamen. Om bedekt te houden. Want dat is wat schamen letterlijk betekent: iets bedekken. Zoals Adam en Eva hun naaktheid verborgen met vijgenbladeren (Gen. 3:7-10).

Paulus had ook genoeg om zich voor te schamen. Hij was zelf een fanatiek vervolger geweest van de Gemeente van Christus. Het was onder zijn toeziend oog dat Stefanus werd gestenigd. Huis na huis was hij binnengevallen in Jeruzalem om christenen de gevangenis in te sleuren. Om een einde te maken aan het christelijk geloof.  Wat zal hij zich achteraf geschaamd hebben voor de angst en terreur die hij gezaaid heeft! 

Toch denk ik niet dat Paulus hieraan dacht toen hij dit schreef. Had hij dan nog een andere reden om zich voor het Evangelie te schamen? Ja, hij zou zich ook kunnen schamen omdat het Evangelie door velen belachelijk werd gevonden. In de ‘beschaafde’, hellenistische cultuur waarin Paulus was opgegroeid werd zijn boodschap gezien als “dwaasheid” (1Kor. 1:23). Eigenlijk is er sindsdien niet veel veranderd als het gaat om de verkondiging van het Evangelie.

Maar ook dit is volgens mij niet de reden dat Paulus schrijft dat hij zich niet schaamt. Laatst werd ik bij een derde reden bepaald, die volgens mij het meeste recht doet aan deze tekst: Paulus verwijst naar Israël. Hij schaamde zich niet voor het Evangelie, maar zijn volksgenoten deden dat wél.

De Joden hadden kunnen weten dat Jezus van Nazareth de beloofde Messias was. Maar in plaats van de woorden van de profeten te bestuderen, hielden zij zich meer bezig met het bedenken en houden van allerlei vrome leefregels. Want zij vreesden de Thora en uit angst om deze opnieuw te overtreden, zoals hun voorouders, bouwden zij hier een grote muur omheen in de vorm van de mondelinge Thora (later de Misjna genoemd). De werkelijke Thora, het Woord van God, bleef zo gesloten. Werd bedekt. Verborgen.

Mogelijk is het dezelfde angst geweest waardoor Mozes zijn gezicht moest bedekken (Ex. 34:29-35). Er lag een geweldige glans op zijn gezicht, toen hij het Woord van God verkondigde nadat hij met Hem gesproken had op de berg Sinaï. Maar de Israëlieten durfden niet te kijken. De heerlijkheid van God, die op het gezicht van de profeet te zien was, werd verborgen.

Het is eigenlijk de geschiedenis van Israël in een notendop: hoewel het volk geroepen was om een licht te zijn te midden – en dus ook: ten behoeve – van de wereld, hield zij zich met heel andere zaken bezig. Maar toen de Joden hoorden dat één van hun geestelijke ‘toptalenten’, een leerling van de beroemde wetsgeleerde Gamaliël, de heidenen vertelde dat ook zij heilig en rechtvaardig konden worden, zelfs zonder besneden te zijn of de sabbat te houden, werden zij vervuld met plaatsvervangende schaamte. Zij reageerden furieus: ‘Wij zijn toch het uitverkoren en heilige volk van God? Het is onmogelijk om tot God te komen als je niet besneden bent!’ (zie Hand. 15).

De Joden hadden geen zicht op het Evangelie. Zij dachten dat je je aan allerlei geboden moest houden om door God als rechtvaardig te worden gezien. Nee, zegt Paulus, dat is een vals evangelie! Het gaat niet om wat je doet voor God, het gaat erom dat je Hem gelooft (zie bijv. Gal. 3).

Ik denk dat Paulus dat in gedachten had toen hij schreef dat hij zich niet schaamt. Hij zegt als het ware: ‘Ik ga het Evangelie niet bedekken, ik ga het niet verborgen houden. Want het is boodschap die ieder mens terug bij God kan brengen. Eerst de Jood, maar óók de Griek.’

Vaak leggen wij de nadruk op die drie woordjes “eerst de Jood”, maar waarschijnlijk bedoelde Paulus het omgekeerde te benadrukken. Het Evangelie is volgens hem voor “ieder die gelooft (…) ook voor de Griek”. Weliswaar heeft God eerst aan Israël het Evangelie verkondigd, maar daarbij heeft Hij altijd al de gehele wereld op het oog gehad.

Het is een boodschap die niet heel goed valt bij Paulus’ volksgenoten. Hij krijgt te maken met veel weerstand. Sommigen willen hem stenigen, zoals hij zelf ooit Stefanus stenigde. Maar Paulus laat zich niet de mond snoeren. Hij weigert het Evangelie bedekt te houden! Integendeel, in zijn brief aan de Romeinen toont hij de volle glans van het Evangelie.

Later schrijft hij aan Timotheüs, die een soort pleegzoon voor hem geworden is, om hetzelfde te doen en niet bang te zijn: “Schaam je er niet voor om van onze Heer te getuigen; schaam je ook niet voor mij, die omwille van Hem gevangenzit, maar deel in het lijden van het Evangelie, met de kracht die God je geeft. Hij heeft ons gered en ons geroepen tot een heilige taak, niet op grond van onze daden, maar omdat Hij daartoe uit genade besloten had. Deze genade was ons al vóór alle tijden gegeven in Christus Jezus, maar nu is ze bekend geworden doordat onze redder Christus Jezus is verschenen, die de dood heeft vernietigd en onvergankelijk leven heeft doen oplichten door het Evangelie. Van dit Evangelie ben ik verkondiger, apostel en leraar; daarom moet ik dit alles ondergaan. Maar ik schaam mij niet, want ik weet in Wie ik mijn vertrouwen heb gesteld” (2Tim. 1:8-12, NBV).

Dit artikel verscheen eerder in het maandblad IB Magazine van stichting Israël en de Bijbel.


geschreven door Ruben Hadders

Meer lezen

Alle artikelen >