Ontdek meer over de bijbelse cultuur, natuur en symboliek

Schrijf je in voor de gratis digitale nieuwsbrief

Meld je aan

Jezus Messias, de Zoon van God

Door Ruben Hadders · 12 October 2020

De Bergrede, door de Deense schilder Henrik Olrik (1830-1890)

■ bijbel / cultuur

Wat als ik je zeg dat Jezus helemaal niet geboren is als de Zoon van God? In het Westen maken wij geen onderscheid tussen kinderen en zonen, maar in de tijd van Abraham bestond dit verschil wel degelijk.

Iemand werd pas een zoon genoemd als hij volwassen geworden was en in staat was om zijn vaders erfgoed te beheren en te beschermen. Dit was een bekend principe dat ook in de tijd van Paulus nog van kracht was. Die schreef namelijk: ‘Zolang de erfgenaam een onmondig kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles, maar hij staat onder voogden en beheerders, tot het tijdstip dat de vader van tevoren heeft bepaald’ (Gal. 4:1,2). Elke zoon is dus eerst een kind. Terwijl hij onderworpen is aan het gezag van zijn vader, groeit hij in volwassenheid tot het moment dat de vader zegt: ‘jij bent mijn zoon’.

Dat dit ook voor de Heere Jezus gold blijkt wel uit de bekende profetie uit Jesaja 9: ‘een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven’. De engel Gabriël had gezegd dat Jezus Gods Zoon genoemd zou worden. Toekomende tijd: het is een profetische uitspraak. De Heere Jezus moest nog door Zijn Vader erkend worden als de Zoon.

Erfgenaam

De Heere Jezus was bij Zijn geboorte dus nog niet officieel de Zoon van God, maar wanneer werd Hij dat dan wel? Voordat we het antwoord op deze vraag zullen geven, is het goed om eerst te onderzoeken waarom iemand door de vader erkend moet worden als ‘zoon’. De reden hiervoor hebben we al kort genoemd: er is een erfenis in het spel! Die mag natuurlijk niet verkwanseld worden en daarom moeten kinderen eerst opgroeien tot zonen voor zij in staat zijn om zorg te dragen voor de erfenis. ‘Zoon zijn’ betekent dus: erfgenaam zijn!

Het Hebreeuwse woord voor ‘zoon’ – ben – kan ook vertaald worden met ‘bouwer’. Als je hier even over nadenkt is het ook niet moeilijk te begrijpen waarom: een zoon bouwt voort op het leven van de vader, op diens werk, diens bezittingen en/of diens gedachtegoed. De vader wordt daarom officieel de erflater genoemd.

Vier maal ‘Zoon’

Op vier verschillende manieren wordt de Heere Jezus in de Bijbel een ‘Zoon’ genoemd. De eerste twee vormen vinden we direct al in het eerste vers van het Nieuwe Testament: ‘Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham’ (Mat. 1:1). Als je begrijpt wat hier staat, dan besef je wat voor machtige woorden dit zijn! Het gaat hier namelijk niet zomaar om de ‘stamboom’ van de Heere Jezus. Dan had Hij immers ook wel de ‘Zoon van Juda’ of de ‘Zoon van Manasse genoemd kunnen worden, maar dat is het niet het geval. Hij wordt heel specifiek de ‘Zoon van David’ en de ‘Zoon van Abraham’ genoemd. Hij is namelijk de Erfgenaam van de grote beloften die God aan hen gedaan heeft.

Zoon van David

Tegen David had God gezegd: ‘Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn’ (2 Samuel. 7:12). Opmerkelijk hoe David dus al werd verteld dat God een eeuwigdurend koninkrijk zou oprichten door Iemand die Hij als Zijn Zoon beschouwd.

Overigens komen wij hier ook weer het woord ‘bouwen’ tegen: de ‘Zoon van David’ zal een huis bouwen voor Gods Naam. Hierbij kun je denken aan de tempel, maar ‘huis’ heeft in de Bijbel ook de betekenis van ‘familie’. Zo wordt Israël ook wel het ‘huis van Jakob’ genoemd.

De engel Gabriël herhaalde deze belofte toen hij tegen Maria zei: ‘u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen’ (Luk. 1:30-33).

Het is dus nu wel duidelijk dat het Zoon-zijn van de Heere Jezus alles te maken heeft met erven, in dit geval met het even van de beloften van een eeuwigdurend koninkrijk op de troon van DavidDit koninkrijk is dus Israël, nl. alle 12 stammen van ‘het huis van Jakob’.

Zoon van Abraham

God beloofde Abraham ‘om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u. Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn’ (Gen. 17:7,8).

Met dat nageslacht worden niet alle kinderen en kleinkinderen van Abraham bedoeld, maar slechts één Nakomeling. Paulus schreef: ‘zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus’ (Gal. 3:16). Hij is de ‘Zoon van Abraham’, oftewel de Erfgenaam van de beloften die aan Abraham zijn gedaan. De belofte van het land Kanaän als eeuwig bezit en van de nabijheid van God.

Zoon des Mensen

De Heere Jezus wordt in de Evangeliën (met name Mattheüs en Lukas) ook de ‘Zoon des Mensen’ genoemd. Dit betekent dat Hij de Erfgenaam is van Adam, de eerste mens. Adam betekent namelijk ‘mens’, of beter gezegd ‘man’. In de Bijbel is de mens namelijk in eerste instantie altijd een man, al is dit een waarheid die weinig christenen in deze tijd nog kennen. Het zit overigens nog wel steeds opgesloten in het Engelse woord voor mensheid: mankind. Heel letterlijk betekent dit gewoon ‘mandom’.

Wat was dan de erfenis van Adam? Het paradijs en de heerschappij over de aarde. Hier was echter wel een opdracht aan verbonden: ‘Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen’ (Gen. 1:28).

Adam is het nooit gelukt om de aarde te onderwerpen. Integendeel: hij verloor het paradijs en de aarde werd vervloekt. Dus ging deze erfenis over op zijn zonen, maar die slaagden er ook niet in, waardoor de erfenis weer overging op hun zonen. Zo ging dat generaties door tot op de Heere Jezus.

De Heere Jezus was volledig mens, geboren immers uit de maagd Maria en dus een erfgenaam van Adam. Hij bleek de eerste Mens die wél het kwaad wist te weerstaan en die wél de schepping aan Zich wist te onderwerpen. Het ultieme bewijs daarvoor leverde Hij door Zijn opstanding uit de dood. Daarom wordt Hij in 1 Kor. 15 ook wel ‘de laatste Adam’ genoemd. Er is geen nieuwe erfgenaam meer nodig, de Heere Jezus is dé Zoon des Mensen gebleken en erft daardoor het paradijs en de heerschappij over de aarde.

Zoon van God

Aan het begin van ons artikel hebben we al gezien dat de Heere Jezus de Zoon van God is, omdat Hij is verwekt door ‘de kracht van de Allerhoogste’, door God Zelf. Sommige christenen hebben hieruit de conclusie getrokken dat de Heere Jezus dus niet God kan zijn. De verwarring ontstaat eigenlijk vanwege de verschillende definities van het woord ‘God’.

God is eigenlijk een wat vreemd woord om te gebruiken. In eerste instantie omdat het is afgeleid van de naam van de Germaanse afgod ‘Gut’. Maar ook omdat de Bijbel zelf eigenlijk helemaal niet zoveel over ‘God’ spreekt. Veel vaker worden namen gebruikt als ‘de Eeuwige’, ‘de Almachtige’, de Heilige’, enzovoorts. Namen die tegelijkertijd iets van het Wezen, het karakter van God openbaren.

God is eigenlijk ook geen naam. Je moet het eerder zien als een ‘functie’ die Iemand bekleed. God is dan Degene die alle macht heeft en deze macht gebruikt om over alles te heersen. Zoals de Engelsen zeggen: ‘God is in control’.

De Heere Jezus was, als Zoon van God en Zoon des mensen, niet ‘God in functie’. Integendeel, Hij was onderworpen aan de Vader en aanbad Hem als Zijn God. Hij zei ook: ‘Mijn Vader is meer dan Ik’ (Joh. 14:28). De Vader was namelijk wél ‘God in functie’.

Begrijp me goed: de Heere Jezus was Niemand anders dan God Zelf (vgl. Fil. 2:7, Hebr. 1:6-9). In Wezen, in Persoon, is Hij Dezelfde God die wij kennen als de God van Abraham, Isaak en Jakob. Echter God openbaart Zich op verschillende manieren: als Vader, als Zoon en als Heilige Geest. Die openbaringen verschillen van elkaar, maar de Persoon achter deze openbaringen is steeds Dezelfde. Dat kan ook niet anders, want als de Heere Jezus niet God Zelf zou zijn, kon Hij onmogelijk de Zoon van God, de beloofde Messias zijn[1].

God openbaart Zich gelijktijdig als Vader én als Zoon. Sommige christenen menen dat dit onmogelijk is omdat zij zich dat niet kunnen voorstellen. Zij denken echter te klein over God. Het gaat er ook niet om of wij ons dit kunnen voorstellen, het is zelfs pure hoogmoed te denken dat wij daar überhaupt toe in staat zijn. Wij kunnen ons toch ook geen voorstelling maken van hoe God de hemel en de aarde geschapen heeft? Waar het om gaat is dat wij geloven dat het zo is, omdat Gods Woord het zegt.

Terug naar het begrip ‘Zoon van God’. We hebben al gezien dat dit zowel een titel als een positie is, namelijk die van Erfgenaam. Maar wat erft de Heere Jezus nu precies van God? Het antwoord is kort maar krachtig: alles! Ja, écht alle dingen. Alles op boven de aarde is, alles wat op de aarde is en alles wat onder de aarde is.

Aanstelling tot Zoon

Nu we hebben gezien wat het zoonschap van de Heere Jezus betekent, is het tijd om de vraag te beantwoorden die wij aan het begin van ons artikel stelden: wanneer werd Hij officieel de Zoon van God? We hebben gezien dat een zoon door de vader op een ‘bepaald moment’ (Gal. 4:2) aangesteld moet worden. Dat gebeurde ook met de Heere Jezus. Aan de Joden in Antiochië vertelde Paulus wanneer precies: ‘Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders  in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: “Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt’ (Hand. 13:32,33; vgl. Hebr. 1:5).

Wanneer is de Zoon van God verwekt? Bij Zijn opstanding! Toen werd Hij tot leven gewekt door de Vader en erkend als Zijn Zoon. In het vervolg van zijn rede legde Paulus zijn Joodse broeders uit dat de Heere Jezus vanaf Zijn opstanding de rechtmatige Erfgenaam is geworden van o.a. de troon van David.

Tot die tijd was Hij dat dus nog niet. Tijdens Zijn rondwandeling op aarde was de Heere Jezus officieel nog niet de Zoon van God (of de Zoon van David etc.). Toch werd Hij al wel zo genoemd, omdat het al vaststond dat Hij het zijn zou. Nota bene God Zelf maakt dit bekend door te spreken uit de hemel: ‘Dit is Mijn geloofde Zoon’ (Mat. 3:17). ‘Dit is Hem, de beloofde Messias, Mijn Erfgenaam.’

Losser

Heel de Bijbel is dus eigenlijk het verhaal van de erfenis van God, met als hoogtepunt het Evangelie. Daarin zien we namelijk de Vader, de erflater, en de Zoon, de erfgenaam die geacht wordt verder te bouwen op de erfenis van de Vader. Dat brengt ons op één van de belangrijkste taken van een zoon: die van het losserschap.

In de tijd van Abraham was het de taak van de (oudste) zoon om het familiebezit te beschermen. Als dit familiebezit vervreemd was geraakt, om welke reden dan ook, dan was het zijn taak om de erfenis te ‘lossen’, te ‘bevrijden’, en terug te brengen bij de familie waar zij behoort[2].

De erfenis van God is de gehele schepping. Deze is echter in handen gevallen van de Satan sinds Zijn opstand tegen de Allerhoogste. Sindsdien voert niet God, maar Zijn tegenstander de heerschappij over de aarde (zie o.a. Ef. 2:2, 1 Joh. 5:19, 2 Kor. 4:4).

Als de Zoon van God was de Heere Jezus de go’el (Hebreeuws), de ‘Losser’. Zijn taak was het om de schepping, de erfenis van Zijn Vader, te verlossen – beter gezegd: te ‘lossen’. Dit heeft Hij gedaan: door Zijn dood en opstanding heeft de schepping verlost uit de handen van Satan. Ook wij, als mensen die geliefd waren door God, heeft Hij vrijgekocht door Zijn kostbare bloed, waardoor wij niet langer slaven hoeven te zijn van de boze. Overigens moet hierbij aangetekend worden dat, hoewel de ‘lossing’ al heeft plaatsgevonden, de praktische uitwerking hiervan een proces is dat nog steeds gaande is. De verlossing is al bewerkstelligd, maar zal pas in de toekomst volledig zichtbaar worden als de Heere Jezus als Koning de gehele wereld aan Zich zal onderwerpen.

Mede-erfgenamen

Als gelovigen in de Heere Jezus Christus worden wij ook erfgenamen genoemd: ‘erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus’ (Rom. 8:17). Dit is een geweldige waarheid die we goed tot ons door moeten laten dringen. Door het geloof zijn wij wedergeboren, we zijn geboren uit God en daarom zijn wij net als de Heere Jezus een zoon van de Allerhoogste! Wij vormen Gods familie, Gods ‘huis’ (Hebr. 3:6).

Wat erven wij dan? Het antwoord is simpel maar tegelijkertijd nauwelijks te bevatten. Samen met Christus erven wij namelijk alles: ‘Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken’ (vs. 32).

Je kunt ook zeggen: als gelovigen, als Zonen van God, erven wij het eeuwige leven (Rom. 6:23). Doel van het sterven en de opstanding van de Heere Jezus was namelijk dat wij ‘gerechtvaardigd door Zijn genade, erfgenamen zouden worden, overeenkomstig de hoop van het eeuwige leven’ (Tit. 3:7). En wat is dat dan, eeuwig leven? De Heere Jezus zei in Zijn hogepriesterlijk gebed: ‘dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God’ (Joh. 17:3).

De erfenis waar het allemaal om gaat is dus ten diepste God Zélf. Zoals God aan Abraham zei over diens nageslacht (dit zijn de gelovigen): ‘Ik zal hun tot een God zijn’ (Gen. 17:7,8, vgl. Op. 21:7).

Deze belofte, deze hoop, geldt voor zowel Israël als de Gemeente. Zoonschap – ook Israël wordt de zoon van God genoemd (Ex. 4:22) – is eigenlijk Gods grote doel met de mens. Hij wil dat wij ‘allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man (= zoon), tot de maat van de grootte van de volheid van Christus’ (Ef. 4:13).

Voetnoten:

[1] Een lijst met Bijbelteksten die onomstotelijk bewijzen dat de Messias God Zelf moest zijn, in de gedaante van een mens, kun je vinden in de boeken De Messias in Oud en Nieuw Testament (Jacob Klein Haneveld: Israël en de Bijbel, 2008) en De Messias geopenbaard in de Heilige Geschrift (Henk Schipper: Boaz MultiMedia, 2009).

[2] Meer over het losserschap in het boekje De Losser van Jaap Bönker (Uitgeverij Timothëus, 2012).


geschreven door Ruben Hadders

Meer lezen

Alle artikelen >