Ontdek meer over de bijbelse cultuur, natuur en symboliek
Schrijf je in voor de gratis digitale nieuwsbrief
Ontdek meer over de bijbelse cultuur, natuur en symboliek
Schrijf je in voor de gratis digitale nieuwsbrief
Door Ruben Hadders · 25 August 2018
â– religie
Er bestaat geen Bijbelse verwijzing naar 613 wetten, hoewel de latere rabbijnse leiders beweerden dat er in de Tien Geboden gezinspeeld wordt op alle 613 geboden.
De eerste feitelijke verwijzing naar de 613 geboden wordt gevonden in een lange passage van de Talmoed. Daar wordt Rabbi Simlai (derde eeuw na Christus) geciteerd: ‘Zeshonderd en dertien voorschriften werden doorgegeven aan Mozes, driehonderd en vijfenzestig vérboden, die overeenkomen met het aantal zonnedagen [in het jaar] en tweehonderd en achtenveertig positieve voorschriften, die overeenkomen met het aantal onderdelen van het menselijk lichaam’ (b. Makkot 23b-24a; aan het eind van deze vraag komen we terug op deze passage). Gebaseerd op dit commentaar probeerden de middeleeuwse Joodse geleerden tot een overeenkomst te komen betreffende de exacte opsomming en omlijning van de 613 geboden, omdat er een aanzienlijke hoeveelheid dubbelzinnigheid zit in het tellen. Zou je bijvoorbeeld ‘wees vruchtbaar en vermenigvuldig u,’ dat gezegd wordt in Genesis 1:28 en herhaald wordt in Genesis 9:1, meetellen als een van de 613 geboden? Dat deden de rabbijnen wel, omdat ze dit bevel erkenden als het eerste gebod dat gegeven werd aan de mens. En hoe zit het met geboden die elkaar overlappen? Moeten die onderverdeeld worden?
Vragen als deze, en nog vele andere, zorgden ervoor dat deze geleerden met enigszins verschillende tellingen kwamen – maar er was wezenlijke overeenstemming wat betreft het grootste gedeelte van deze geboden – en de beroemdste verzameling van allemaal, Book of the Commandments van Maimonides telde eigenlijk slechts 606 expliciete Thora geboden, waarvan de laatste zeven bestonden uit rabbijnse geboden, namelijk: (1) het gebod om de handen te wassen voor het eten (let op het conflict dat hier al over was in Mattheüs 15 en Markus 7); (2) wetten betreffende de eroev, een rabbijns concept dat sommige beperkingen van de sabbat op zeer specifieke wijze verwijdert; (3) het opzeggen van een zegen voor het eten of voor deelname aan elk soort genot; (4) kaarsen aansteken op de sabbat; (5) het vieren van Poeriem, waar naar verwezen wordt in het boek Esther, maar die het naleven daarvan niet voorschrijft (zie Esther 9:23-32); (6) het vieren van Chanoeka, een feest dat gebeurtenissen herdenkt die plaatsvonden in de tweede eeuw voor Christus, lang nadat de Tenach al voltooid was; en (7) het opzeggen van het Hallel-gebed – de Psalmen 113-118 – tijdens bepaalde gelegenheden.
Hoewel sommige Joodse leiders van mening verschilden met Maimonides wat het meetellen betreft van deze rabbijnse geboden in het getal 613, erkennen alle traditionele Joden deze zeven geboden als door God gegeven via het gezag van de rabbijnen. Dus als een Joodse vrouw de sabbatskaarsen aansteekt, zegent ze God ‘Die ons beval de sabbatskaarsen aan te steken’, ook al is dit niet geschreven in de Thora, maar komt dit gebod eigenlijk van de rabbijnen.
Het Hebreeuwse acroniem voor 613 is tarjag, daar de Hebreeuwse letter t gelijk is aan 400, r aan 200, j aan 10 en g aan 3. Dus de 613 geboden staan in het Hebreeuws bekend als tarjag mitswot. In overeenstemming met Rabbi Simlai’s verklaring worden de geboden verdeeld in negatieve en positieve voorschriften (dat wil zeggen: ‘gij zult niet’ en ‘gij zult’). Vanwege de verwoesting van de tempel en het ontbreken van een functionerende priesterdienst in de tempel kunnen de Joden vandaag de dag, zoals beschreven staat in de Thora, slechts 77 van de 365 negatieve voorschriften naleven en 194 van de 248 positieve voorschriften. Dit is een van de belangrijkste redenen dat religieuze Joden dagelijks driemaal bidden voor de herbouw van de tempel en de verlossing van hun volk: ze verlangen ernaar om de rest van de geboden na te leven!
Ik sluit deze vraag af met de hele lange passage van de Talmoed die ik eerder noemde (b. Makkot 23b-24a). U zult versteld staan!
R. Simlai zei toen hij preekte: Zeshonderd en dertien voorschriften werden doorgegeven aan Mozes, driehonderd en vijfenzestig negatieve voorschriften, die overeenkomen met het aantal zonnedagen [in het jaar], en tweehonderd en achtenveertig positieve voorschriften, die overeenkomen met het aantal onderdelen van het menselijk lichaam. R. Hamnuna zei: Wat is hier de [oorspronkelijke] tekst voor? Het is Mozes die ons de Thora voorschreef, een erfenis van de gemeenschap van Jakob, waarbij ‘thora’ in de letter-waarde, gelijk is aan zeshonderd en elf, ‘Ik ben’ en ‘Gij zult geen [andere goden]’ [niet meegerekend, omdat] we dit hoorden uit de mond van de Almachtige [Goddelijke]. David kwam en bracht ze terug tot elf [geboden], zoals het geschreven is: een psalm van David. Heere, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg? – [i] Hij die oprecht wandelt en [ii] gerechtigheid beoefent, [iii] die met zijn hart de waarheid spreekt. Die [iv] met zijn tong niet lastert, [v] zijn vrienden geen kwaad doet en [vi] geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt. [vii] In zijn ogen is de verworpene veracht, maar [viii] wie de HEERE vrezen, eert hij. [ix] Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet. [x] Zijn geld leent hij niet uit tegen rente, [xi] een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet. Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig. ‘Hij die oprecht wandelt,’ dat was Abraham, zoals is geschreven: Wandel voor Mij en wees oprecht. ‘En beoefen gerechtigheid,’ zoals Abba Hilkiahu. ‘Die met zijn hart de waarheid spreekt,’ zoals R. Safra. ‘Die met zijn tong niet lastert,’ dat was onze vader Jakob, zoals geschreven staat: Mijn vader zal me mogelijkerwijs aanvoelen en ik zal hem een misleider toeschijnen. ‘Zijn vrienden geen kwaad doet,’ dat is hij die niet in verzet gaat tegen zijn mede handwerksman. ‘Geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt,’ dat is hij die vrienden wordt met zijn naasten [familie]. ‘In zijn ogen is de verworpene veracht,’ dat was Hizkia de koning [van Juda] die de beenderen van zijn vader gelegen op een bed van touw, meetrok. ‘Wie de HEERE vrezen, eert hij,’ dat was Josafat, de koning van Juda, die elke keer als hij een geleerde en discipel waarnam, opstond van zijn troon en hem omhelsde en kuste, en hem ‘vader, vader,’ ‘rabbi, rabbi’ en ‘mari, mari’ noemde! (Hebreeuwse woord ‘rav’=meester, ‘rabbi=mijn meester; ‘mar’ = heer, mari = mijn heer) ‘Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet,’ zoals R. Johanan; want R. Johanan zei [eens]: Ik zal blijven vasten totdat ik thuis kom. ‘Zijn geld leent hij niet uit tegen rente,’ zelfs niet tegen rente van een heiden. ‘Noch een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij,’ zoals R. Ismaël zoon van R. Jose. Er staat geschreven [tot besluit]: Hij die deze dingen doet, zal nooit wankelen. Elke keer wanneer R. Gamaliël bij deze passage kwam, begon hij te huilen en zei: [Alleen] iemand die dit allemaal uitoefent, zal niet wankelen; maar ieder die het niet lukt elk van deze [deugden] op te volgen, zal tot wankeling gebracht worden! Toen zeiden zijn collega’s tegen hem: Staat er geschreven: ‘Hij die al deze dingen doet [zal niet vallen]?’ Er staat: ‘Hij die deze dingen doet,’ wat betekent zelfs als hij slechts een van deze dingen uitoefent [zal hij niet wankelen]. Want als je het anders zegt, hoe zit het dan met die andere [gelijke] passage ‘Verontreinig jezelf niet in al deze dingen?’ Moeten we dan zeggen dat als iemand in contact komt met al deze gebreken, hij besmet wordt; maar als hij met alleen een van deze gebreken in aanraking komt, hij niet besmet wordt? [Zeker], het kan daar alleen betekenen, dat als hij in contact komt met een van deze gebreken hij al besmet wordt en op dezelfde wijze geldt hier dat, als hij zelfs een van deze deugden uitoefent [hij niet tot wankeling gebracht zal worden].Jesaja kwam en beperkte ze tot zes [geboden], zoals geschreven staat: [i] Hij die wandelt in gerechtigheid en [ii] billijk spreekt, [iii] die winstbejag door afpersing verwerpt, [iv] die met zijn handen geschenken afweert, [v] die zijn oor dichtstopt om niet van bloedvergieten te horen, [vi] die zijn ogen sluit om het kwaad niet te zien, die zal wonen op de hoogten. ‘Hij die wandelt in gerechtigheid,’ dat was onze vader Abraham, zoals geschreven staat: Want Ik heb hem tot het einde toe gekend opdat hij zou mogen heersen over zijn kinderen en zijn huishouden na hem, enz.; ‘en billijk spreekt,’ dat is iemand die zijn vriend niet in het openbaar beledigt. ‘Die winstbejag door afpersing verwerpt,’ zoals bijvoorbeeld R. Ismaël b. Elisha; ‘die met zijn handen geschenken afweert,’ zoals bijvoorbeeld R. Ismaël, zoon van Jose; ‘die zijn oor dichtstopt om niet van bloedvergieten te horen,’ iemand die niet naar laster tegen een rabbijnse student wil luisteren en zijn mond houdt, zoals eens R. Eleazar, zoon van R. Simeon deed; ‘die zijn ogen sluit om het kwaad niet te zien,’ zoals R. Hijja b. Abba [onderwees]; want R. Hijja b. Abba zei: Dit verwijst naar iemand die niet naar vrouwen gluurt wanneer zij hun kleren staan te wassen [op de binnenplaats] en [het betreft zo’n man] waarover staat geschreven: Hij zal wonen op de hoogten.Micha kwam en beperkte ze tot drie [geboden], zoals geschreven staat: Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is en wat de HEERE van u vraagt: [i] niets anders dan recht te doen, [ii] goedertierenheid lief te hebben en [iii] ootmoedig te wandelen met uw God. ‘Niets anders dan recht te doen,’ dat is het recht handhaven en ‘goedertierenheid lief te hebben,’ dat is iedere vriendelijke dienst terug vergoeden; ‘ootmoedig te wandelen met uw God,’ dat is lopen in begrafenis- en huwelijksprocessies. En rechtvaardigen deze feiten niet een sterk overtuigende conclusie dat, waar bij situaties die in het algemeen niet in de privé-sfeer voorkomen, de Thora oplegt ‘nederig te wandelen,’ het dan nog meer vereist is bij situaties die meestal om bescheidenheid vragen? En weer kwam Jesaja en beperkte ze tot twee [geboden] zoals er staat: Zo zegt de HEERE: [i] Neem het recht in acht en [ii] doe gerechtigheid. Amos kwam en beperkte ze tot één [gebod] zoals er gezegd is: Want zo zegt de HEERE tegen het huis van Israël: Zoek Mij en leef! Hiertegen protesteerde R. Nahman b. Isaac en zei: [Moet het niet opgevat worden als] Zoek mij door de hele Thora na te leven en leef? – Maar het is Habakuk die kwam en ze allemaal baseerde op een [gebod] zoals er gezegd is: maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.
Ja, de eindconclusie is dat de 613 geboden gereduceerd werden tot één, zoals dat tot uitdrukking komt in Habakuk 2:4: ‘De rechtvaardige zal door zijn geloof leven.’ – een favoriete tekst van Paulus (zie Romeinen 1:17; Galaten 3:11). Natuurlijk wil dit niet zeggen dat de Talmoedische rabbijnen christenen waren, maar we kunnen wel zeggen dat toen Paulus alles samenvatte tot de rechtvaardige die door geloof leeft, hij in goed gezelschap was.
Overgenomen uit Zestig vragen van christenen over stromingen, opvattingen en tradities binnen het Jodendom door Michael L. Brown.
geschreven door Ruben Hadders